Overheidsplannen, de wet en de waarheid
De klimaatwet van de Nederlandse overheid spreekt klare taal: in 2030 moeten we in Nederland 55% minder CO2 uitstoten dan we in 1990 deden. In 2050 moeten we zelfs helemaal klimaatneutraal zijn. Ondanks de politieke kleur van het inmiddels gevallen kabinet, zetten zij de doelstelling voor 2030 nog scherper neer: geen 55, maar 60%.
En hoe staan we er nu voor?
Dat ligt aan wie je het vraagt.
De overheid zelf vindt het prima gaan, ondanks bijvoorbeeld de wegenbelasting op elektrische auto’s en de BBB die voorkomt dat de landbouw echt moet bijdragen aan het terugbrengen van de CO2-uitstoot.
Het Planbureau voor de Leefomgeving schat de reductie in tussen de 47 en 57%. Met daarbij de voorwaarde dat het geplande beleid strikt wordt uitgevoerd. Spoiler alert: dat is niet het geval. Daarover later meer.
De Raad van State is veel kritischer. Zij stelden al in 2023 dat de doelstellingen onrealistisch zijn vanwege personeelstekorten, beperkte middelen en vertragingen in de uitvoering.
Keuzes
Er zijn in de EU en in Nederland veel doelstellingen, regels en wetten rond duurzaamheid, maar die leveren bij elkaar een soort politieke en organisatorische spaghetti op. Er is veel onenigheid, beleid lijkt te worden doorgeschoven of stilgelegd, de stikstofregels verlammen vooruitgang en er zijn politici die niet geloven in klimaatverandering. Ondertussen worden bedrijven opgezadeld met complexe en tijdrovende rapportages waarmee ze moeten aantonen dat ze aan alle regels voldoen.
Die regels zijn niet zelden tot stand gekomen na meerdere politieke compromissen en opgesteld door bureaucratische instanties. Het is algemeen bekend dat bureaucratie een effectieve rem op vooruitgang is, zeker in combinatie met bestaande wetgeving die niet de flexibiliteit biedt om dringende vraagstukken als de energietransitie en duurzaamheid de hoogste prioriteit te geven.
Ja, maar toch nee
In de afgelopen jaren zagen we een aantal keer dat wetten en regels in de praktijk kansloos bleken omdat ze niet goed genoeg onderbouwd waren of zelfs in strijd waren met andere regels.
Een wrang voorbeeld: het stikstofbeleid voorkomt de start van projecten die de CO2-uitstoot aantoonbaar gaan verlagen, zoals windmolen- en zonnepaneelparken.
De ‘bouwvrijstelling’ voor stikstofuitstoot in 2022 was een noodmaatregel om die impasse te doorbreken. Maar de Raad van Staten schrapte hem al snel na de invoering. Dat had stevige gevolgen voor de bouwsector in Nederland. Niet alleen de duurzaamheidsdoelstellingen kwamen erdoor onder druk te staan, ook de woningbouw heeft er nog steeds last van.
Plannen vragen om keuzes, maar die lijken niet te worden gemaakt op de momenten en in de beslissingstrajecten die ertoe doen. In een volgende post geven we een aantal concrete voorbeelden van projecten die duurzaamheid als doel hadden, maar sterk vertraagden of zelfs stopten. Omdat ze opliepen tegen regels die bepaalden dat andere regels, zoals die rond beschermde stadsgezichten, belangrijker waren dan een groene toekomst.
Wie bepaalt wat?
Op lokaal niveau vertragen en stoppen projecten rond bijvoorbeeld warmtenetten vanwege bestemmingsplannen of de regels rond beschermde stadsgezichten. Vergunningsprocedures zijn niet ingericht op snelle actie. In de kringen van politieke experts valt steeds vaker het woord ‘Veto-democratie’ omdat er veel inspraakrondes en mogelijkheden zijn om bezwaar te maken. Zeker bij windmolens en andere grote, opvallende ingrepen speelt het “Not in my backyard’ issue regelmatig op: iedereen wil verandering, maar niemand wil het in de achtertuin merken.
Bovendien zoeken overheden vaak naar zekerheid die er eigenlijk niet is omdat de energietransitie en duurzaamheidsmaatregelen nieuwe, onbekende mogelijkheden, kansen en beperkingen met zich meebrengen. Een voorbeeld van die schijnzekerheid zijn de uitputtende milieu-effectenrapportages die bij veel projecten moeten worden opgesteld. Die kosten veel tijd en kunnen zomaar al achterhaald zijn zodra ze af zijn.
Ook als bedrijven zelf in actie willen komen, lopen ze vast. Investeren in zonne-energie? Goed idee. Maar de netcongestie, oftewel: het vollopen van ons elektriciteitsnet voorkomt dat je kunt terug leveren, wat op enig moment ongetwijfeld nodig zal zijn vanwege overproductie.
Eenheid, snelheid en overzicht
De wirwar aan regels en subsidies helpt ook niet. De EU, de Nederlandse overheid, de provincies en de gemeenten hebben allemaal hun eigen regels en niet zelden sluiten die niet aan. Of erger nog: ze zitten elkaar vaak in de weg. Gemeentes hebben veel vrijheid om hun eigen beleid in te vullen. Een plan, constructie of aanpassing kan in gemeente A geen enkel probleem zijn, maar is in Gemeente B gewoon verboden. Bedrijven met meerdere vestigingen in meerdere gemeenten moeten hierdoor plannen aanpassen, extra kosten maken, etc.
Ondertussen is de techniek al veel verder dan de wetgeving. Waterstof, een zeer kansrijke vervangende brandstof, wordt simpelweg door de wet niet erkend als brandstof. Dat maakt erin investeren een risicovolle gok en het meenemen in plannen voor schonere energie, onmogelijk. Die laatste twee factoren versterken elkaar, om het nog maar eens ingewikkelder te maken.
Het verdwijnende vertrouwen
Als je als bedrijf of particulier meer wilt weten over duurzaamheid, de concrete maatregelen en wat jij kunt bijdragen, verdwaal je al snel in een doolhof van regels, departementen, websites en loketten. Maar een duidelijke overkoepelende visie, een centrale regie of aanspreekpunten voor beleid ontbreken.
Die problemen spelen een maatschappelijk fenomeen in de kaart. Want hoe langer het duurt, hoe minder vertrouwen de samenleving heeft in de wetten en regels. Dat voorkomt dat burgers en bedrijven mee in actie komen, mocht er ooit wel een duidelijke koers komen. Het motto is dan ‘eerst zien…’. En dat terwijl duurzaamheid en klimaatverandering thema’s zijn die ons allemaal aangaan en vragen om directe actie.
Vertraging
De rode draad in dit verhaal is ‘vertraging’. Het is zowel de oorzaak als het resultaat.
Oorzaak: vertraging in het kiezen en borgen van een echt duidelijke uniforme koers op Europees, landelijk én gemeentelijk niveau. Vooral op het laatste niveau moeten er keuzes gemaakt worden. Bijvoorbeeld tussen beschermd stadsgezicht en duurzame, lokaal opgewekte energie dankzij zonnepanelen.
Resultaat: vertragingen in de bouw van projecten die kunnen bijdragen aan CO2-uitstoot, vertragingen in de integratie van Waterstof in de energieplannen en vertragingen in veel van de bijdragen die burgers en bedrijven kunnen leveren aan het versnellen van de energietransitie en het bevorderen van duurzaamheid. En uiteindelijk vertraging in de uitvoering omdat bedrijven en burgers terughoudend zijn geworden na lange periodes van onduidelijkheid.
Hoe langer het duurt voordat er echt keuzes worden gemaakt, hoe groter de problemen worden.
De belangrijkste vraag is dus: wanneer gaan overheden echte, soms harde keuzes maken?
